Hoogbegaafde kinderen, we hebben er allemaal een beeld bij. Binnen het onderwijs wordt, zodra er gedacht wordt aan hoogbegaafdheid, getest en getoetst. Het kind moet door prestaties bewijzen dat het echt hoogbegaafd is. Maar wat als dit kind niet meer kan presteren omdat het niet heeft geleerd zich in te spannen voor lastige opgaven, als het faalangstig is geworden, als het niet meer durft omdat het bang is fouten te maken of op te vallen? Wat als dyslexie of een aandachtsstoornis het beeld vertroebelen en de begaafdheid is cijfers niet te bewijzen is?
Als we de vraag, ‘Wat kun jij?’ stellen willen we bewijzen zien in cijfers. Als we de vraag, ‘Wie ben jij?’ stellen, dan worden we nieuwsgierig. Dan kunnen we observeren, vragen stellen, in gesprek gaan, zoeken naar het hoe en waardoor. Dan kunnen we ontdekken dat veel hoogbegaafde kinderen voor ze naar school gingen grote sprongen maakten in hun ontwikkeling, ze leergierig en nieuwsgierig waren, het leerproces zich soms in het geheim leek te voltrekken, ze zeer gevoelig zijn en juist mede daardoor ook onzichtbaar kunnen worden voor degene die zo graag willen zien in cijfers wat ze kunnen.
Wat een mens kan laat zich zo vaak niet uitdrukken in cijfers, wel in gedrag, in verder kijken dan vandaag, terug kijken naar gisteren en vragen wat iemand nodig heeft om zichzelf te kunnen zijn, zich gelukkig te kunnen voelen en zich te kunnen ontwikkelen. Waar liggen passies en motivatie?
Ook ik ga, naast het voeren van gesprekken en het doen van observaties, vaak toetsen als ik de vraag krijg of een kind hoogbegaafd is en of er aanpassingen in het onderwijs nodig zijn. Niet om bewijs te leveren over de begaafdheid, wel om te zien wat er met een kind gebeurt wanneer ik lesstof op een hoger niveau aanbied. Ik kijk naar onzekerheden of juist enthousiasme, strategieën en wel of niet aanwezige kennis. Op basis van deze observatie tijdens het toetsen krijg ik deels antwoord op de vraag wie het kind tegenover me is. Daarover ga ik dan in gesprek. In gesprek met het kind, met de ouders en de leerkrachten. Niet de vraag, “Wat kan dit kind?’, maar vooral de vraag ‘Wie is dit kind?’ staat centraal. Kinderen voelen dit verschil. Ze voelen dat ze niet beoordeeld gaan worden op wat ze moeten kunnen, ze voelen dat ze serieus genomen worden en ze mogen zijn wie ze zijn. Zonder deze veilige basis loop je de kans deze prachtige kinderen met hun eigen behoeften niet te zien. Dan bieden we onderwijs aan op basis van cijfers en missen we de werkelijke leervraag van dit kind.
Meten is weten gaat vaak niet op, dan begint het pas!